De gastblog van vorige week ging over de schelpen die naar Tera genoemd zijn. In deze blog wil ik ingaan op wat Tera voor de wetenschap heeft betekend.
Tera begint met zich te verdiepen in Natuurlijke Historie in haar middelbare schooltijd. Ze houdt van de natuur en beschrijft in haar dagboeken wat ze ziet, welke bloemen er bloeien en welke vogels ze hoort. Ze leert daar al gauw de Latijnse namen gebruiken.
Biologie komt voort uit de geneeskunde en de natuurlijke historie en bestudeert levende organismen. In de negentiende eeuw wordt er al een onderscheid gemaakt tussen plantkunde (botanie) en dierkunde (zoölogie). In de tijd dat Tera gaat studeren is er meer aandacht voor het in kaart brengen van de verschillende soorten en nog minder voor de studie naar functie, voortplanting en erfelijkheid. Als Tera gaat studeren volgt ze zowel plantkunde bij Stomps als dierkunde bij Weber. Weber trekt haar verder de zoölogie in. Als ze bij Weber op audiëntie gaat en hij haar zijn plannetje vertrouwelijk voorlegt vraagt hij ook om specimen uit de Riviera. Tera noteert in haar dagboek: Wil uit Riviera heel wat reptielen en salamanders hebben. O professor die kan ik dan mooi levend houden in mijn plantenbus. Nee, de bedoeling is geconserveerd, daar hebben we hier veel meer aan. Dat is kras! Typische systematiker.
Aangezien Weber en zijn assistent De Beaufort gezien kunnen worden als Tera’s belangrijkste leermeesters is het niet vreemd dat Tera ook een typische “systematiker” wordt. Taxonomie is het indelen van individuen of objecten in groepen op basis van vooraf bepaalde criteria, zoals bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken. In de biologie zijn taxonomen mensen die zich bezighouden met het vinden, beschrijven, benoemen en indelen van organismen. Zo wordt Tera taxonoom en verzamelt, beschrijft en classificeert ze schelpen. Daar begint ze mee in 1919 als ze de Schepmancollectie inventariseert en op naam brengt. Taxonomisch onderzoek is afhankelijk van een goede administratie. Ze heeft met zeer grote aantallen soorten te maken en zonder een goede kaartenbak komt ze niet ver zonder fouten te maken. Vandaar dat haar kaartenbak nog steeds wereldberoemd is en als basis gebruikt is, voor inmiddels digitale naslagwerken.
Haar eerste publicatie is van oktober 1918 en gaat over libellenvleugeltjes in “De Levende Natuur” van Thijsse. Haar laatste publicatie gaat over schelpen op het strand van Domburg in 1977 in het blaadje van de Hervormde kerk van Domburg.. Ze publiceert in het Nederlands, het Engels, het Duits en het Frans. In totaal schrijft ze in zestig jaar (1918-1977), meer dan tweehonderdveertig artikelen, boeken, boekbesprekingen, in memoriams en biografieën.
Hiernaast de Ex Libris van Tera, door haarzelf getekend. Wat haar beperkte in haar werk waren de illustraties. Oude reproductietechnieken zoals lithografie en fotolithografie waren kort vóór haar teloorgegaan. In het algemeen was de reproductietechniek achteruitgegaan. Bovendien is het gedetailleerd en correct tekenen van schelpen een tijdrovend en gespecialiseerd handwerk, dat niet elke tekenaar voldoende beheerst. Fotografie voldeed ook nog niet. Haar werk had er ongetwijfeld heel anders uitgezien en was waarschijnlijk makkelijker toegankelijk geweest als ze de moderne technieken om afbeeldingen te maken ter beschikking had gehad.
Ze schrijft twee handzame gidsen in de reeks Fauna van Nederland over Nederlandse schelpen. Deze zeer leesbare boeken zijn voor amateurverzamelaars nog steeds de basis voor de indeling en determinatie van schelpen. Anders dan bijvoorbeeld in de scheikunde of de geneeskunde zijn oudere publicaties in de malacologie nog steeds relevant. Nog steeds worden publicaties van Tera regelmatig geciteerd. Ze groeit uiteindelijk uit tot de wereldwijde expert op het gebied van land- en zoetwatermollusken in met name de Indische archipel. Daarbij legt ze zich toe op de verschillende eilanden. Ze beschrijft in haar leven meer dan tweehonderdzeventig nieuwe soorten.
De hedendaagse malacoloog Jaap Jan Vermeulen (1955- ) gespecialiseerd in de slakken en schelpen van Zuid Oost Azië schrijft: Tera van Benthem Jutting is van grote betekenis geweest voor de studie van de landslakkenfauna van het huidige Indonesië. Voordien was de situatie tamelijk chaotisch: informatie verspreid over talloze grotere en kleine artikelen, geen overzicht. Haar levenswerk is geweest om per eiland of eilandengroep synoptische bewerkingen van de fauna te schrijven: soortenlijsten, waarin alle oudere literatuur vermeld staat en kritisch beoordeeld wordt, maar waarin alleen nieuwe soorten voluit beschreven en afgebeeld worden. De fauna van Java heeft ze zelfs gereviseerd, in de zin dat alle soorten beschreven en afgebeeld zijn. Zo heeft ze vrijwel de gehele archipel afgewerkt, met uitzondering van het Indonesische deel van Kalimantan, waarover toentertijd maar zeer weinig bekend was, en van Sulawesi, een gebied waarvan al eerder een redelijke bewerking was verschenen (..).Men kan stellen dat er vrijwel niets gepubliceerd wordt over de slakkenfauna van Indonesië zonder dat haar naam in de referenties verschijnt.
Naast deze zuiver wetenschappelijke werkzaamheden werkt ze ook mee aan een aantal binnen Nederland belangrijke projecten, zoals het in kaart brengen van flora en fauna van het Naardermeer en het onderzoek in de veranderingen van de Zuiderzee als gevolg van de aanleg van de Afsluitdijk.
Als conservator mollusken drukt ze haar stempel op het Zoölogisch Museum, waar ze expliciete opvattingen over heeft. Eigenlijk vindt ze dat zij de enige is die echt weet wat er belangrijk is in het museum en kan ze zowel in haar dagboeken als in haar brieven soms aardig foeteren op haar bazen en collega’s. Als ze in 1930 in Indië aankomt schrijft ze al snel aan haar vader: Ik heb een zaalvormige kamer. Mijn kleine hokje in Amsterdam is zowat een zesde ervan. (..) Nu zit ik alweer bedolven onder de schelpen en dat geeft een heel vertrouwd gevoel. ’t Werk is zowat hetzelfde als in Amsterdam alleen ben ik hier natuurlijk alleen conservator en niet wat de Beaufort altijd noemt 1ste officier aan boord, omdat ik daar ook de hele gang van zaken in het museum wist. Dit doet hier Dammerman geheel zelf(..).
En later terug in Amsterdam schrijft ze aan Pico over het wel en wee in het museum en geeft hem ook tips voor het museum in Middelburg. Daarbij bemoeit ze zich wel degelijk ook met de praktische gang van zaken zoals ze bijvoorbeeld in 1940 aan Pico schrijft: Heb ik je al verteld over mijn ach en wee over het witten van een onnozel kamertje. Sedert mei ben ik daarover doende, steeds maar weer zeuren, en aandringen op spoed. Eerst moest de gemeente het doen, toen Artis, nu weer gemeente (het laatste is juist, maar Beaufort wil nooit iets aanvragen). Hemeltjelief wat heb ik daar een energie op verspild. (..) Maar ik heb toch nog een sprankje hoop, dat het binnenkort in orde komt. Het lijkt wel of ik een hoge gunst voor mezelf verlang. En wat zal B. mij een zeurkous vinden. Maar ik ben net als Peetje, een foxterriër, die niet loslaat.
Of ze echt de enige is die voor het museum kan zorgen is de vraag, maar ze neemt het wel op zich: De Beaufort is weer thuis met koorts, dus het meeste werk, en vooral alle beslissingen krijg ik weer op te knappen. Engel is ook iemand, die graag zulke dingen aan een ander overlaat. Dat is nu je toekomstige directeur. En later ook nog: Ik weet, dat de Beaufort op mij vertrouwt als er iets gebeurt (aan Engel heb je in tijd van nood niet veel); ik heb het personeel en het museum in handen, en al kan ik het ook niet tegen bommen beschermen, ik kan het trachten te loodsen door de gevaren van interne paniek en ontreddering. Zo lijkt het tamelijk zeker dat ze een belangrijke rol heeft in het door de oorlog loodsen van het museum en de collectie.
Vrij snel na de oprichting van de Malacologische Vereniging, wordt Tera lid en speelt ze daar een belangrijke rol. Ze vormt jaren lang samen met van Regteren Altena de redactie van het blad Basteria. Daarmee heeft ze een aardige vinger in de pap als het gaat om de kwaliteit van de te publiceren stukken en schroomt ze niet correcties toe te passen. Ze organiseert congressen en excursies. Ze is ook altijd bereid om nieuwe verzamelaars wegwijs te maken. Nog in 1976 ontvangt ze de excursie van de Malacologische Vereniging op De Wael en als de jonge amateurverzamelaar Ruud Bank haar in 1976 een nette brief stuurt geeft ze ook per omgaande antwoord. Binnen het Zeeuws Genootschap vervult ze een vergelijkbare rol van 1964 totdat ze in 1978 een hersenbloeding krijgt en haar activiteiten afbouwt.
Tot zo ver Tera’s wetenschappelijke betekenis. Mochten er lezers zijn die een bredere, meer professionele kijk hebben op Tera’s wetenschappelijk werk is een gastblog zeker welkom. In de volgende blog gaan we in op de persoon Tera van Benthem Jutting.