Tera’s grote voorbeeld is Anna Weber- van Bosse (1852-1942). Anna komt uit een welgestelde Amsterdamse familie. Als kind was Anna al gefascineerd door planten en dieren. Zelf meldt ze de uitstapjes met haar gouvernante naar Artis “ Een andere bron van genot was een praatje met Los, de bekwame tuinman. Hij nam het jonge meisje, dat zo’n grote liefde voor planten had, vaak mee in de serres en toonde haar dan enige bijzondere planten. Ook mocht zij soms komen in zijn heiligdom, waar hij de plantjes verspeende en stekte”. Ze trouwt op haar achttiende met de industrieel en amateurschilder Willink van Collen. Vanwege zijn zwakke gezondheid verblijft ze met hem vooral aan de Rivièra., dat helpt niet en zeven jaar later sterft hij. Anna is op haar vijfentwintigste weduwe en gaat weer bij haar vader wonen. In 1880 besluit ze, naar eigen zeggen om wat afleiding te zoeken, plantkunde te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ze volgt o.a. colleges botanie bij Hugo de Vries. Deze colleges maakten haar naar eigen zeggen dronken van vreugde. Ondanks dat ze geen examens mag doen, ze heeft namelijk niet de juiste vooropleiding, specialiseert ze zich in de studie van algen.
Aan de universiteit leert ze Max Weber kennen waarmee ze in 1883 trouwt. Hij is dan net hoogleraar zoölogie. In de eerste jaren na hun huwelijk onderneemt het echtpaar samen vele studiereizen naar Noorwegen, maar ook naar Nederlands Indië en naar Zuid-Afrika.
Na het overlijden van Anna’s vader in 1894 koopt het echtpaar, voornamelijk met Anna’s erfenissen van vader en eerste echtgenoot het landgoed Eerbeek.
In 1899 gaat ze mee met de Siboga expeditie, uitzonderlijk voor een vrouw. Anna vist op al die plaatsen naar algen, die ze nauwkeurig determineert. In het najaar van 1903 verscheen van haar hand ook “Een jaar aan boord H.M. Siboga”. In dit voor een breed publiek bedoelde reisverslag toont zij zich een geboren vertelster, met gevoel voor humor en relativeringsvermogen. Zo schrijft ze: “Het was mij in den beginne wel vreemd, met schoenen en kousen aan te water te stappen, dat dikwijls tot over de knieën reikte, terwijl mijn lange rok, nat geworden, mij in mijn bewegingen belemmerde. Maar men went aan alles, en spoedig gevoelde ik mij thuis op de prachtige riffen waar zo heel veel voor zoöloog en botanicus te vinden was”.
Na de Siboga expeditie vestigt het echtpaar Weber zich definitief op het landgoed Eerbeek. Daar werken ze samen om de vondsten van de Siboga expeditie verder in kaart te brengen.
Op de foto het huis te Eerbeek in 2019
In de jaren daarna verschijnen talrijke publicaties van Anna’s hand over de algen die zij zelf verzameld en gedetermineerd heeft.
In 1910 is Anna Weber de eerste Nederlandse vrouw die een eredoctoraat krijgt, op voordracht van de botanicus F.A.F.C. Went. Zij relativeert deze toekenning en Went schrijft haar: Dat overgrote bescheidenheid U belet, Uw doctorbul persoonlijk in ontvangst te nemen, spijt mij zeer en ik heb ook van andere leden van de Senaat gehoord, dat zij hun leedwezen daarover uitdrukten. Maar zij moeten Uw besluit natuurlijk eerbiedigen, ook al had ik U gaarne bij die gelegenheid overtuigd, dat Uw verdiensten op botanisch gebied niet zoo gering zijn, als ze door U zelf geschat worden (d.d. 7-2-1910; Nat. Herbarium. Ned.).
In de jaren 30, ze is dan al in de tachtig, gaat haar zicht ernstig achteruit en kan ze niet meer werken. Daarom schenkt ze in 1934 haar collectie van vijftigduizend specimens aan het Natuurhistorisch museum in Leiden.
Max en Anna Weber krijgen geen kinderen. Ze ontvangen wel graag jonge studenten bij hen thuis. Tera’s voorgangster, Mia Boissevain (1878-1959), de eerste Nederlandse vrouw die een doctorstitel in de malacologie behaalde, schrijft in haar autobiografie al hoe ze werd uitgenodigd op Eerbeek, om dan samen met Max en Anna er op uit te trekken, en hoe Max dan tot zijn knieën in het water stond om het diepere materiaal op te vissen. Ook Johanna (Hans) Westerdijk (1883-1961), de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland en biologe, is een groot bewonderaar van Anna Weber en logeert er regelmatig (bron: Een beetje opstandigheid, Patricia Faasse). Voor Tera is Anna Weber en het huwelijk van Max en Anna een voorbeeld. Zo zou je als echtpaar moeten leven en zo hoor je met wetenschap bezig te zijn.
In 1921 ontmoetten ze elkaar voor het eerst. Tera noteert in haar dagboek: Mevr. Weber op ’t toneel, klein druk vrouwtje. In 1922 wordt ze voor het eerst uitgenodigd om op Eerbeek te logeren. In Apeldoorn staat Willem met de kar. Wij er in, Weber ment, rijden gezellig naar Eerbeek. Mevr. wacht ons op in de laan. Opknappen, eten, kuieren op t erf. Karpers voeren, ganzen id, eenden id., naar de haver en de beesten kijken. Thee drinken en hemel en aarde aan elkaar praten. En vanaf dat moment is ze een trouwe gaste in Eerbeek.
Zoals in 1923:
25 mei Baasje, Non, Schot, de Jong en ik om 1.45 naar Eerbeek, de voetbalclub op reis. Vinden in Amersfoort Bussy, die pas in Baarn een huis gekocht heeft. Etende en lachende door naar Eerbeek, waar Weber ons afhaalt. Genoeglijk gegeten, om ’t hardst gelopen en gezellig zitten praten.
De volgende ochtend moet Baasje helaas weg voor een vergadering. Bussy, Non en ik per fiets, Prof, mevrouw en de jongens in de koets naar Gerrits Fles, gevist niettegenstaande kou en lelijk weer. De jongens met blote benen erin, brrr. zandstuivingen heel mooi. De typische beesten willen niet op de proppen komen. Bussy, Non en ik over de hei naar Hoenderlo en via Woeste Hoeve naar E. terug gefietst. ’s Avonds moet Bussy ook al weg.
De dag daarna is het Hollandse gietregen en zitten ze afwisselend in het lab van mijnheer en van mevrouw foto’s en beesten te bekijken.
Met kerstmis in 1926 is Tera inmiddels kind aan huis in Eerbeek en Mevr W. en ik tuigen het kerstboompje op. ’s Middags met de car naar het Uddelermeer en daar gewandeld. ’t Vriest flink. Om 7 uur naar de kerk waar de zondagschool kerstfeest viert.
We zullen Mevrouw Weber, zoals Tera haar steevast blijft noemen, later zeker nog tegenkomen, maar eerst gaan we volgende keer koffie drinken.