Een gewaardeerde collega

In de vorige blog lazen we over Tera’s buitenlandse reizen. Op het museum is ze nu, na de oorlog, een gewaardeerde oudere collega. Internationaal erkend als wetenschapper en een expert als het gaat om het reilen en zeilen van het museum.

Ze begeleidt studenten, publiceert artikelen en leidt mensen rond door de collectie. Albertine Ellis-Adam herinnert zich hoe zij in 1964 stage wilde lopen aan het Zoölogisch museum: Mevrouw van der Feen had er helemaal geen zin in. Ze zou dat jaar met pensioen gaan en op de valreep nog een stagiair begeleiden kwam haar niet goed uit. Enfin, de hoogleraar moest maar beslissen. Die glimlachte goedig en zei: “Ach, doe het nou toch maar, Tera.” (..) in korte tijd leerde ik veel van Mevrouw van der Feen; determineren met boeken in allerlei talen, omgaan met synonymie, aantekeningen maken, morfologie en terminologie, etiketteren, kaartsysteem opbouwen. (..) Maar ze vond ook tijd voor zogeheten zoölogie amusante. Schelpen verschillen ook in geluid: in elke hand een paar exemplaren van twee verwante soorten beurtelings schudden(..) En – ik stond echt in een goed blaadje – ik mocht de Conus gloria-maris zien, één van de zes toen bekende exemplaren; even de gang op, want ik mocht niet zien waar de sleutel van de brandkast was verstopt en daar lag hij dan op tafel. Zoiets maakt diepe indruk. (bron:  Schitterende schelpen en slijmerige slakken)

Haar vaste assistent sinds 1958 is Siebrecht van der Spoel (1935-). Op zijn eerste dag als student-assistent krijgt hij van Tera een stapel gebruikte enveloppen, een briefopener en een potje lijm, met het vriendelijke verzoek de enveloppen te keren en opnieuw te plakken, zodat ze hergebruikt konden worden. De zuinigheid ten top vond hij. Als ze af en toe wil werken in de schelpencollectie, om zaken op te bergen of etiketten te vernieuwen, wordt Siebrecht vooruit gestuurd om de kachel aan te steken. Later stimuleert ze hem om alles dat hij vindt en beschrijft ook daadwerkelijk te publiceren, onder eigen naam, “laat nooit iemand anders met jouw werk aan de haal gaan”, zegt ze hem. Siebrecht wordt later hoogleraar systematische en geografische dierkunde en specialiseert zich in Marine plankton.  

Het werk op het Zoölogisch Museum wordt na de oorlog, net als bij vele andere bedrijven en instellingen zakelijker en georganiseerder. Er komen functieomschrijvingen,  organisatieschema’s en jaarverslagen. In een rapport van 1952 over de huisvesting en inrichting van het Zoölogisch Museum, geschreven door het organisatiebureau van de gemeente Amsterdam wordt de volgende omschrijving opgenomen:

  1. Het wetenschappelijk onderzoeken en indelen (de systematiek) van dierlijke objecten, zomede het publiceren van de verkregen resultaten
  2. Het geven van algemene voorlichting, d.m.v. tentoonstellingen, voordrachten, films en populair wetenschappelijke publicaties.
  3. Het verzamelen, selecteren, conserveren en bewaren van dierlijke objecten, t.b.v. de doeleinden onder 1 en 2 genoemd.
  4. Het adviseren ten behoeve van de wetenschap en de praktijk
  5. Het geven van Hoger onderwijs en voorlichting aan studenten

Zowel Engel als Tera hebben een groot sociaal hart. Tera kent alle mensen aan het museum, mist nooit een verjaardag en veel mensen die ze in dienst nemen mankeren iets. Er is een oud-kapitein Geerlings, die tijdens de Tweede Wereld Oorlog tot drie maal toe is getorpedeerd en daardoor is getraumatiseerd, wellicht werkt hij iets trager dan de rest, maar in het museum is er plaats voor hem. Siebrecht Van der Spoel herinnert zich dat hem werd gevraagd wat hem mankeerde, anders zou hij toch niet bij mevrouw van der Feen werken.

Ook de financiële middelen worden wat ruimer  waardoor er ruimte komt voor vernieuwing, zoals bijvoorbeeld centrale verwarming in het museum. Er wordt meer naar buiten getreden en zowel in 1953 als in 1956 geeft Tera een interview aan het Algemeen Handelsblad over de schelpenafdeling van het museum.  (Op de foto Tera met de  doopvontschelp (Tridacna gigas), de grootste schelp die tot nu toe bekend is, AD 4 juli 1953)

In beide interviews benadrukt Tera hoe nuttig het schelpenonderzoek is. Ten eerste om puur wetenschappelijke kennis op te doen, maar zeker ook economisch van belang, bijvoorbeeld voor de Zeeuwse mossel- en oesterteelt. Door bovendien archeologisch onderzoek te doen kan de ouderdom van aardlagen worden vastgesteld, door de in die laag aanwezige schelpen te bestuderen. Hieronder een deel van het artikel in het AD 06-08-1956. Op de vrouwenpagina, dat zal ze minder amusant gevonden hebben. 

Tera tracht na de oorlog het Mollusken Comité, waarin zij sinds 1919 actief is, samen te laten gaan met de Malacologische Vereniging. In 1952 houdt ze een lezing voor de Malacologische Vereniging, waarin ze voorstelt beide instellingen te laten fuseren. Dat lukt uiteindelijk in 1955. De collectie schelpen van het Mollusken Comité wordt daarna ondergebracht bij het Zoölogisch Museum waar ze door Tera’s bemoeienissen al feitelijk lag, maar nu konden beiden collecties geïntegreerd worden. Samen met van Regteren Altena, haar Leidse evenknie en collega,  blijft Tera de redactie van het blad Basteria vormen. In 1959 bestaat de Malacologische Vereniging vijfentwintig jaar. Er wordt ter ere daarvan een grote schelpententoonstelling op het Zoölogisch Museum georganiseerd, ook worden er internationale gasten uitgenodigd voor de jubileumvergadering. In het Algemeen Handelsblad wordt aandacht aan de tentoonstelling besteed: Van al die facetten van de schelp, zoölogisch, cultureel en economisch, heeft men in het Zoölogisch Museum een belangwekkende, smaakvol ingerichte tentoonstelling gemaakt. Daarin ontbreekt een reusachtige versteende schelp, de ammoniet, zo min als een grote schelp met parelmoer bekleed, waaruit knoopjes zijn geboord. De tentoonstelling is in hoofdzaak het werk van de conservatrice van de afdeling schelpen van het Zoölogisch Museum, mevrouw W. S. van der Feen-van Benthem Jutting, die ook een gidsje schreef voor deze expositie, die ingericht is ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Nederlandse Macologische Vereniging.

Hier de gasten van de jubileumvergadering op de foto, Tera is de vrouw vijfde van links.

Volgens velen heeft Tera met deze internationale bijeenkomst de impuls gegeven tot het oprichten van de Unitas Malacologica Europae in 1962. Zo’n Europese unie kan helemaal gezien worden in het licht van de Europese samenwerking na de Tweede Wereldoorlog. Om te zorgen dat een ramp zoals de oorlog nooit meer zou gebeuren werd op politiek, cultureel en wetenschappelijk gebied ingezet op samenwerking. Samen met Pico en haar assistent Siebrecht van der Spoel gaat Tera in 1962 naar de oprichtingsvergadering van deze unie in Londen. Volgens van der Spoel kon Tera op zo’n vergadering met haar vrouwelijke charme de vergadering naar haar hand zetten en zorgde ze er hoogst persoonlijk voor dat Nederland, als tweede de oprichtingsakte tekende.

In de volgende blog lezen we hoe Tera geridderd wordt.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.