Officier

In de vorige blog zagen we Tera als gewaardeerde collega. In deze blog wordt die waardering omgezet in een officiële koninklijke onderscheiding.

Op vrijdag 15 september 1961 is het feest. Tera is officieel 40 jaar in dienst van het museum. Ze is weliswaar al in 1920 begonnen maar toen nog als vervanger en student assistent. Vanaf 1921 heeft ze een contract gekregen. Aangezien Tera een keurige speech heeft voorbereid laten we in deze blog vooral Tera zelf aan het woord:  

Toen ik hier 41 jaar geleden in dienst kwam, had het werk plaats onder niet al te gunstige omstandigheden, met uiterst geringe middelen. Er was geen elektrisch licht, noch centrale verwarming en evenmin telefoon, om van moderne apparaten, zoals microscopen, foto- en projectieapparaten maar te zwijgen. Als er door ons iets te telefoneren viel, geschiedde dat op het kantoor van Artis, en opgebeld worden was helemaal uitgesloten. Van één directeur, met twee assistenten en één oppasser in 1920 is de personeelsbezetting geleidelijk gegroeid. In 1926 vond een ingrijpende reorganisatie plaats waarbij modernisering in gebouw en collecties werden doorgevoerd, en het personeel werd uitgebreid met personen voor diverse wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke werkzaamheden. Deze toestand duurde, met enkele wijzigingen, voort tot na de oorlog.

Toen eindelijk de berooide geldmiddelen van Nederland en Amsterdam weer enige mogelijkheden toelieten voor vernieuwing, en uitbreiding met moderne hulpmiddelen is deze gelegenheid om te komen tot een verantwoord show museum, in de rug gesteund door een steeds uitbreidende wetenschappelijke staf, dankbaar aangegrepen. Nog steeds zijn er wensen, grote en kleine, hetgeen te begrijpen is in een wetenschap van taxonomische, ecologische en historische studie, waarin nationaal en internationaal zoveel wordt gewerkt.

Toen ik hier in dienst kwam was ik nog student. Tevoren had ik al eens enige maanden waargenomen voor juffr. de Rooy, die wegens huiselijke omstandigheden een tijd lang thuis niet kon worden gemist. Maar in september 1920 vertrok Pinkhof naar het laboratorium voor plantenphysiologie en werd ik in zijn plaats 2de assistente. De andere studenten zeiden wel eens: wat moet je daar doen? En dan antwoordde ik maar (omdat zij er toch niets van begrepen) “skeletten afstoffen”. Nu, veel karweitjes heb ik hier in de loop der jaren opgeknapt, maar skeletten afstoffen, geloof ik, nooit.

Of zij vroegen: wat vind je daar nou aan, al die dooie beesten? Wel, wij museumbiologen zien die dieren niet als dood en dor. Doordat wij zoveel in de natuur rondgekeken en verzameld hebben, en dikwijls in het museum kwekerijen van dieren op touw zetten, zien wij de dieren, waarmee wij werken, als levende wezens tegen de achtergrond van hun natuurlijke omgeving.

De dag, dat ik in dienst kwam, was er zowat niemand in het museum. Geen Prof. Weber, geen juffr. de Rooy of Pinkhof of Hoogendoorn. De enige die in de directeurskamer aan een puntje van de tafel zat te werken, was Dr. de Beaufort, toenmaals honorair conservator. De hele lange tafel in de directeurskamer lag of stond vol met boeken, paperassen en flessen ( u kent dat beeld allemaal) maar op een hoekje, zo groot als een postzegel, zat de heer de Beaufort te werken. Dat heeft toen blijkbaar erge indruk op mij gemaakt, niet in het minst waarschijnlijk omdat het al die jaren door zo gebleven is: onder elke directeur een overvolle tafel, met slechts een paar vierkante dm om iets te schrijven of een preparaat neer te leggen. Niet alleen directeuren lijden aan deze horror vacui, want iedere werktafel is op deze wijze gestoffeerd, en toch is het nergens een echte rommel.

Als ik nu, na ruim 40 jaren, de positie van ons Museum in Nederland en in de internationale wereld een weinig tracht te peilen, dan meen ik te mogen zeggen, dat in ons land het natuurhistorisch geïnteresseerd publiek in het algemeen zeer welwillend tegenover het museum staat. De aantrekkelijke tentoonstellingen en ook de overige hulp en voorlichting worden door hoog en laag, gestudeerd en niet-gestudeerd, steeds zeer op prijs gesteld. In internationaal verband komt vooral het wetenschappelijk karakter van het museum tot uiting. Mijn ondervinding bij bezoeken aan buitenlandse musea en soortgelijke instellingen is steeds, dat men altijd met grote waardering over het Zoölogisch Museum te Amsterdam spreekt, over de waardevolle collecties, en over de aangename samenwerking met de collega’s.

Wanneer je zo veel jaren aan één instelling in dienst bent, vraag je je wel eens af of het wel een voordeel is voor die instelling, om iemand zó lang in één functie in dienst te hebben. Of het niet beter zou zijn, om na b.v. 10 jaar weer eens een andere kracht op die plaats te stellen. Natuurlijk heeft dit laatste zijn gunstige zijden: een nieuwe conservator met nieuwe, frisse ideeën elders opgedaan, kan een grote stimulans geven aan nieuw onderzoek. Toch geloof ik, dat continuïteit in één positie van nog groter belang is, omdat 1. Het beheer van een omvangrijke collectie van dieren en van een grote afdelingsbibliotheek meer gebaat zijn met een continue leiding, die op een traditie bouwt en die voortzet, en 2. Omdat degene die aan het hoofd van de  afdeling staat- als hij tenminste voor zijn taak berekend is- zichzelf  steeds kan vernieuwen in zijn gedachten, geschriften of andere uitingen.

In potlood staat onderaan de speech: Dankwoorden voor Carel, Anneke, Loosjes , Kuiper, Coomans en Engel!

Bij datzelfde veertigjarig jubileum ontvangt Tera een lintje en wordt ze benoemd tot officier in de orde van Oranje Nassau. Daar had ze duidelijk niet op gerekend. In een brief aan Kuiper, die niet bij de feestelijkheden kan zijn schrijft ze: Gisteren was ik 40 jaar (eigenlijk 41) in het museum. Ter ere daarvan had Engel een kleine feestelijkheid op touw gezet, waar vele oude vrienden en collega’s kwamen. Verder kwam de directeur van de afdeling Onderwijs met de mededeling dat H.M. de Koningin mij had benoemd tot Officier Oranje Nassau. Dat was een enorme verrassing, eigenlijk een beetje boven mijn stand, maar ik reken nu maar, dat men het werk van het hele Museum in die 40 jaar heeft willen eren.

Tot zo ver het veertig jarig jubileum. In de volgende blog neemt Tera afscheid van het museum en gaat met pensioen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.