Het “gewone” leven in oorlogstijd

In de vorige blog zagen we hoe het de Joodse vrienden van Tera verging en hoe Tera daar bij betrokken was. Deze blog gaat meer over Tera’s eigen besognes, in oorlogstijd.

In eerdere blogs zijn we Lieven de Beaufort al tegen gekomen. De Beaufort is directeur van het Zoölogisch Museum. Zijn zoon Hans de Beaufort (1915-1942) is voor de oorlog een bekend motorcoureur geworden in Nederland. Aan het begin van de oorlog is Hans betrokken geraakt bij het verzet. Hij zet zich in om geallieerde piloten aan valse papieren te helpen en ze via Zwitserland terug naar Engeland te krijgen. In februari 1942 probeert hij zelf weg te komen naar Zwitserland maar hij wordt bij Besançon door de Duitsers gevangen genomen en vastgezet in Dijon. Na een ontsnappingspoging wordt hij door de Duitsers ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Tera schrijft: Gisteren kreeg de Beaufort op het museum een heel beroerd bericht over zijn jongste zoon. Hij zat al sedert begin maart gevangen in Frankrijk, waar hij getracht had naar Zwitserland te komen. Nu schreef de jongen een brief om te melden, dat hij door de rechtbank in Dijon ter dood veroordeeld was. De brief was van 8 april 1942 , dus is het vonnis vermoedelijk al lang voltrokken. Maar zekerheid heb je natuurlijk nooit, en misschien nog in jaren niet. Arme Hans, die had ook liever nog wat blijven leven. En wie weet hoe beroerd die laatste dagen voor hem zijn geweest. Niemand die eens helpen kon. En hoe is hij begraven? Vermoedelijk als een misdadiger, een outcast, een vod.

In 1943 begint de voedselvoorziening nijpender te worden. Vrijwel alles is op de bon en die bonnen zijn bovendien voor de meeste mensen niet toereikend.

Tera heeft duidelijk ook een praktische kant en geeft Pico van afstand advies over het ruilen van bonnen, het regelen van groente en fruit voor de wintermaanden. Hij heeft nog contacten in Zeeland en kan makkelijk aan producten uit de moestuin komen. Zij gebruikt de koelcellen van het museum om voedsel in te bewaren. Lieve beste Pico, wat een engel van een bloemkool heb je mij gestuurd! Hij kwam vrijdagmorgen, kort voor mijn vertrek naar Nunspeet. Maar om hem mee te nemen was mij veel te lastig en bovendien overbodig. Dus stopte ik hem in de koelcel van het museum tot woensdag. Zo vond ik hem bij thuiskomst, terug, ijskoud en besneeuwd, maar na ontdooiing voortreffelijk. Pico is geen roker, maar krijgt net als alle mannen tabaksbonnen. Tera regelt een ruilhandel met tabakskaarten die in te wisselen zijn tegen boter, suiker en andere schaarse producten. Daarnaast krijgt ze van Kitty zo nu en dan cantharellen mee: In de bossen stonden al heel wat cantharellen, waarvan ik een grote zak meebracht “Das Fleisch des armen Mannes”. Ik maak er ragout van vermengd met kokkelpastei, heel genietbaar.

Het bij elkaar scharrelen van voedsel wordt een steeds grotere klus en als ze een paar dagen naar Nunspeet kan zegt ze : Het was inderdaad een grote opfleuring om er een paar dagen uit te zijn en eens niet te hoeven piekeren, hoe je de volgende dag de rommel bij elkaar krijgt. Het weer had wel iets beter kunnen zijn. Alleen 1ste pinksterdag was zonnig en vrij warm. Wij hebben toen van half 11 tot half 4 in de zandverstuivingen van Hulshorst doorgebracht.

Van een vriendin krijgt ze een brief in mineur geschreven en Tera beklaagt zich er over: Ik wilde dat ik er iets aan doen kon. Als ik een gewoon huishouden had, zou ik haar best hier in huis willen nemen en het haar prettig maken om deze zware tijd door te komen. Maar het is mij veel te druk om bij het werk logees te hebben, vooral nu alles zoveel moeizamer draait en – om een klein voorbeeld te noemen – ik 5x moest lopen, wegens dat snertrantsoen boter. Zo gaat het met alles. Momenteel is de groentevoorziening iets beter, maar dat blijft natuurlijk niet zo. Toen ik laatst iemand te logeren had, had ik juist veel moeite met deze grondstoffen. Eenmaal zei ik in de winkel tegen de groenteman: je moet me wat meer geven, want ik ben met 2 man. Waarop hij (in een overvolle winkel): Nou juffrouw, dat is wat moois, eerst hebt u geen man, en nu ineens twee.

Ook het vervoer wordt lastiger. Vanaf 1942 worden bij razzia’s fietsen in beslag genomen. Hoewel uiteindelijk maar 1 op de 50 fietsen in beslag wordt genomen is Tera toch bang om haar fiets kwijt te raken en zet ze hem veilig weg in haar stalling.

 

Ze wil persé blijven werken en voelt zich erg verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op het museum Ze moet dus andere middelen van vervoer regelen en ze schrijft: Ik hoop hartelijk, dat je nog op vrije voeten loopt, en je fiets veilig is. De mijne is onvindbaar. Ik ga nu deels met de tram, deels te voet; 50 min. enkele reis. Gelukkig was het aldoor prachtig weer. Alleen als ik veel boodschappen heb, is het wel eens een hele inspanning. Maar aangezien we al in 14 dagen geen aardappelen hebben ontvangen, is mij dat gesleep tenminste gespaard.

En op dat werk is er ook van alles aan de hand. Haar collega Engel is bang om opgepakt te worden voor de arbeitseinsatz en blijft liever thuis en ook de Beaufort laat zelden zijn gezicht zien. Tera schrijft daar verbitterd over: Engel heb ik al in geen dagen gezien; hij vindt het gemakkelijker een ander voor de zaken te laten opdraaien. Waarom kan hij niet komen, en is al het andere mannelijke personeel steeds prompt aanwezig? Soms moeten ze achterweggetjes nemen, en altijd goed uitkijken, maar er is nog nooit iemand opgepikt.

Ik maak er bewust veel werk van de gemoederen te kalmeren; tot nu toe is het me altijd gelukt. Een van de suppoosten zei mij onlangs: “juffrouw, u bent altijd zo kalm, daar vertrouwen we allemaal op”. Met een grapje of door hun extra karwei op korte termijn op te dragen, dat hun interesseert, leid ik ze af. Het zijn soms net kinderen. Maar Beauforts eclips politiek vind ik géén voorbeeld. “Och” zei Weber dan: “als het er niet in zit, komt het er ook niet uit”. Je leert de mensen wel kennen in zulke dagen.

Kortom het leven in oorlogstijd voor een vrouw alleen die wel wil blijven werken is bepaald niet eenvoudig en dan maken haar familieleden het er niet makkelijker op als ze schrijft: Na Wouter zit nu Mientje met studiemoeilijkheden. Zij kan aldoor niet aan het werk komen, en toch heeft ze de universiteit niet direct nodig, daar zij eerst een kerkelijk examen moet doen. Mijn opinie is, dat het in Haarlem met haar moeder niet erg tjotjokt (het loopt niet lekker). Mijn schoonzuster had hoop, dat Mien nu thuis eens wat helpen zou in het huishouden. Maar, zoals dat meer gaat, dochters van sterk overheersende moeders, hebben daar geen trek in. Toch heeft Mientje ook wel schuld, want zij kon best eens een pootje uitsteken voor een moeder, die zo enorm voor haar kinderen gesjouwd heeft. Mien verwacht nu veel heil van een consult van een psychiater, die haar m.i. wel een beetje afscheept. Het is ook een veel te onbenullig geval voor een psychiater; Mien moet op eigen kracht deze depressie te boven komen. En je zou zeggen, dat iemand die theologie studeert daarvoor toch de nodige steun in zichzelve kon vinden. Ik heb haar nu een paar weken hier geïnviteerd; we moeten maar eens praten. Gek, dat die beide kinderen eerst zo laat dergelijke wankelmoedige buien krijgen. Ik had ze al hoog en breed achter de rug op die leeftijd.

Er is dus genoeg te doen en genoeg te klagen. Volgende week maken we kennis met een nieuwe vriend van Tera.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.