Joods Amsterdam

In de vorige blog hebben we afscheid genomen van Anna Weber. We gaan nu weer terug naar Amsterdam en Tera’s betrokkenheid bij haar Joodse vrienden, waar nog meer afscheid volgt.

In oktober 1942 maakt Tera zich ernstig zorgen over de Arbeitseinsatz. Er worden jonge mannen opgepakt om te gaan werken in Duitsland. Haar neef Chris die studeert weigert zijn ariërverklaring te tekenen en wordt naar Berlijn gestuurd om in een fabriek te werken. Er zijn geruchten dat ook ongetrouwde vrouwen moeten gaan werken in Duitsland: Ze schrijft naar Breda: Pico, als ik nu ook naar Duitsland gestuurd word om te werken wil je dan niet een-twee-drie met mij trouwen, want dan hoef ik niet. Het is bar wat er opgeroepen wordt van banken, drukkerijen, kantoren, grote winkels, de mannen tussen 18 en 45, de vrouwen tussen 25 en 45. Haast zo erg als het joden vangen.

Hij reageert prompt bevestigend, want in haar volgende brief schrijft ze: Ik dacht wel, dat je zo ongeveer zou antwoorden. Laat ons hopen dat het voorlopig niet nodig is om er in 100 % ernst over te spreken. Er schijnt zoveel oppositie te zijn gekomen over de oproeping van de meisjes, dat er nu voorlopig is bepaald, dat deze niet naar Duitsland gaan, maar in Nederland te werk worden gesteld in overheids- en semiofficiële bedrijven, en dat van deze diensten er dan meer mannen wegmoeten. Alles met elkaar toch een onzeker bestaan. Er zijn dan ook al heel wat noodhuwelijken gesloten. Men moet betwijfelen of deze wel altijd gelukkig zijn.

Tera heeft veel Joodse kennissen en collega’s; degenen die zich vrijwillig melden laten hun kostbaarheden bij haar achter zoals bijvoorbeeld Jacob Heimans, die naar Barneveld wordt gestuurd. De Barneveld groep was een groep Joodse mensen die op een lijst terecht waren gekomen vanwege hun “verdiensten voor de Nederlandse samenleving”. Mr. Dr. Frederiks, Secretaris Generaal van Binnenlandse zaken had deze lijst samengesteld en toestemming gekregen om deze mensen onder te brengen op een landgoed in Barneveld.

Edith Jüdell (1896-1943) was in 1933 vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht. Zij was laborante op het psychologisch en fysiologisch laboratorium in de Valeriuskliniek te Amsterdam. In maart 1938 trad zij in dienst bij Vrije Universiteit (VU). In 1940 bleek zij het enige joodse personeelslid van de VU te zijn. Eind november 1940 werd zij ontslagen omdat ze joods was, met voorlopig behoud van salaris. Haar leidinggevende, hoogleraar Van der Horst heeft tevergeefs geprobeerd haar een andere baan bij de Valeriuskliniek aan te bieden. (bron:  Joods Monument). Edith is een goede vriendin van Tera. Tera schrijft: Wel waren de joden weer het kind van de rekening. Vanmiddag werd ik dringend bij Edith ontboden. Zij moet maandag naar Barneveld, het elite jodenkamp, waar het belangrijk beter moet zijn dan in Westerbork of Vught, en van waar zij waarschijnlijk niet zo spoedig naar Polen wordt gezonden. Het schijnt dat Frederiks zich daar erg warm voor maakt. De meeste kampgenoten zijn vooraanstaande Hollandse geleerden en kunstenaars.

Als Edith in Barneveld zit (zie foto) gaat Tera haar daar bezoeken in juni 1943. Derde Pinksterdag ging ik naar Barneveld om Edith Judell op te zoeken. Het huis ligt ¾ uur lopen van ’t station, in een mooi park, met grote moestuin, weilanden.

Voor de oorlog deed het al dienst voor de werkverschaffing en is daardoor niet mooier geworden: uitgewoond, haveloos, lelijke keukenmeubels, maar overigens niet ongeschikt. Doordat het overvol is (175 personen) is het er rommelig en roerig. Alles ontwikkeld en beschaafd publiek, veel kunstenaars, die allen op hun manier helpen in huis, keuken en tuin.

Twee maanden later in augustus 1943 wordt Edith ziek en wordt ze naar het ziekenhuis in Amsterdam gebracht, waar ze overlijdt, waarschijnlijk aan darmkanker.

Tera schrijft: Ik had twee erg drukke weken. Het overlijden van Edith bracht allerlei onverwachte werkzaamheden. Na overleg met prof. Van der Horst in de Valeriuskliniek op maandag 6 september om half 10, hebben wij getracht haar een protestantse begrafenis te bezorgen. Zij voelde nooit iets voor het joodse geloof, en was ook al geruime tijd uit de joodse gemeente getreden. (…) Ik had de  vrije hand om met een begrafenisonderneming te overleggen voor de teraardebestelling op Zorgvlied. Voordat ik de administrateur van deze onderneming te pakken kon krijgen was het inmiddels half 6 geworden! En wij wilden de begrafenis reeds de volgende dag afwikkelen om diverse redenen. Tot huns eer moet ik zeggen, dat zij dat met de grootst mogelijke spoed en goede smaak hebben gedaan. Die mensen kunnen werken op korte termijn! ’s Avonds belde ik Ds. Ten Boom in Hilversum op en deze verklaarde zich onmiddellijk bereid om over te komen en een kort woord te spreken. Zo had dinsdag de begrafenis plaats. Behalve Ten Boom, sprak ook de adj. Dir. v/d Valeriuskliniek Dr. Booy. Verder waren er nog enige belangstellenden van die kliniek, één joodse vriend, Non Scheffer en ik, zeer bescheiden dus. Maar het geheel was bevredigend en ik ben overtuigd, dat het zo in haar geest was.

In 1944 worden de mensen van de Barneveld groep alsnog gedeporteerd naar Theresienstadt. Ook Jacob Heimans wordt op transport gezet naar Theresienstadt. In maart 1945 komt hij samen met zijn vrouw bij een gevangenenruil in Zwitserland terecht, en hij keert na de oorlog terug naar Amsterdam.  

In 1943 is de grote razzia in Amsterdam: Woensdag was het hier weer raak. De hele binnenstad zwaar afgezet. Daaronder dus ook de Plantage. De enige toegang was via de Damstraat, dus ik daarheen gefietst. Bij die controlepost (Hollands) was het razend druk en velen werden teruggezonden. Ambtenaren van stadhuis, O.I. huis, Burgerlijke stand mochten gewoon door op vertoon van persoonsbewijs. Ik kwam er ook door. Onderweg nog 3 x een post, waaronder Duitse om persoonsbewijzen te controleren, maar ik was er toch tegen half 10. Ook de anderen kwamen met meer of minder avonturen opdagen. Heel de dag zaten we zo binnen de vesting, mochten niet op straat (wat niet erg was), maar gelukkig wel in de tuin. Ondertussen werden huis aan huis joden weggehaald, als schapen bij elkaar gedreven, in een aantal lege tramwagons gestopt en naar het station gereden. Er is er vast geen een ontsnapt, want het ging er rigoureus toe. Ik was blij toen ik om 5 uur bij het koloniaal instituut de versperring uit was, er viel een soort beklemming van je af, en ik had het gevoel, dat ik of onpasselijk zou worden of zou gaan huilen.

Er zijn veel verhalen over Artis in de oorlog. De tuin was open voor publiek en het was er vaak druk omdat er weinig ander vermaak was. De Duitsers wilden bovendien doen als “alles normaal” was. Er hebben mensen ondergedoken gezeten in Artis, medewerkers van Artis zelf maar ook Joodse mensen. (zie foto hiernaast)

Een van de toenmalig oppassers, Van Schalkwijk – 52 jaar in dienst bij Artis – beheerde tijdens de oorlog het apenhuis en de apenrots. Hij was degene die de voor de Duitsers vluchtende joden binnen liet en vertelde na de oorlog : „Bij een razzia kwamen de jongens door de Plantage Doklaan heen en dan liet ik ze door de achterdeur het apenhuis in. We gingen daarna meteen naar de apenrots toe waar ik een plank over het water legde. Zij zaten dan in de rots bij de apen. Door het water om de rots hadden de Duitsers natuurlijk geen erg dat er joden zaten.”.

In 2020 tijdens de coronapandemie was Artis gesloten. Onderstaand filmpje laat iets zien over Artis in oorlogstijd.

Tera rept in haar brieven nergens over onderduikers in Artis. Als ze het geweten heeft, en het is haast niet voorstelbaar dat ze het niet wist zou het ook erg gevaarlijk zijn om er over te schrijven.  

Na de oorlog schrijft ze in juni 1945: Mijn aandeel aan ondergronds werk heeft zich niet verder uitgestrekt dan het opbergen van joodse spullen en het tijdelijk herbergen van joden en mannen in de gevaarlijke leeftijd. 

Volgende week nog meer oorlogsverhalen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.