In de vorige blog lazen we hoe Tera een biografie schrijft over Jan de Man. In deze blog lezen we hoe Pico en Tera hun leven als echtgenoten verder vormgeven.
Vanaf 1945 wonen Tera en Pico samen op de Parnassusweg, in de vakanties en de weekends zijn ze vaak in Zeeland in hun villa. (Hiernaast Tera in de tuin in Domburg, 1954)
Op de Parnassusweg entertainen ze hun gasten, Tera kookt graag, en zoals een van haar vrienden later zegt: Naast de wetenschap werd met verve de gastvrijheid onderhouden. Buitenlandse gasten en oude vrienden uit Zeeland blijven logeren.
Zo schrijft Rika Ghijssen als een van de eersten in hun Amsterdamse gastenboek:
“In feestelijke en donkere dagen, heb ik hier gastvrijheid ervaren
Maar nu voor ’t eerst was ik te gast, Bij ’t echtpaar en ik was niet verrast
Hier weer dezelfde sfeer te vinden, Van welkom voor de oude vrinden.
4-9 oktober 1947 Rika
Tera is na de oorlog min of meer de Mater Familias van de Juttingen clan en voelt zich als altijd zeer betrokken bij haar familie. Zo worden de achterneven en studenten Bert en Jan van Benthem Jutting samen wekelijks ontboden om tenminste eens per week een gezonde maaltijd te komen eten. Assistent Siebrecht van der Spoel herinnert zich dat hij ook eens op de Parnassusweg werd uitgenodigd en na de maaltijd een sigaret kreeg aangeboden, wel met de toevoeging, dat hij deze op het balkon mocht oproken. Greetje van der Spoel (destijds nog de verloofde van Siebrecht, later zijn vrouw) herinnert zich dat ze samen met een vriendin in haar studententijd in Domburg aankwam, en dat er een taxi werd gehuurd om hen het eiland Walcheren te laten zien. Ook achternicht Ada van Benthem Jutting herinnerde zich dat ze in de jaren vijftig bij Tera en Pico in de Wael logeerde toen ze stage liep in Middelburg voor een scriptie over kleine dorpen in Zeeuws-Vlaanderen.
Als neef Wouter in 1946 een zoontje krijgt dat Steven heet, is ze weer verguld met het tante zijn en dan is ze naast wetenschapper ook huisvrouw en tante en schrijft ze aan Pico: Je herinnert je, dat ik in Domburg die lange wollen kousen heb zitten uithalen. Een deel van die opgekluwende wol nam ik mee, een ander deel stopte ik in een der kartonnen dozen, welke nu klaarstaan om naar Amsterdam gestuurd te worden, hetzij in het kastje naast de deur van de logeerkamer, hetzij in het buffetje er tegenover. Dit laatste is het waarschijnlijkst. Zou je eens willen kijken of je daar 1 kluwen in vindt van bijgaand staaltje, en deze dan in je zak steken. Ik vrees dat ik voor het pakje voor het nieuwe neefje een klein beetje wol te kort kom. Als je zelf niet goed kunt zien of je de juiste kleur en dikte en kwaliteit te pakken hebt, laat Marina dan even kijken. Het uitzoeken van de juiste kleur wol is duidelijk vrouwenwerk.
De financiële situatie van Pico is veel rooskleuriger dan die van Tera. Het is niet geheel duidelijk waar Pico van geleefd heeft, wel is zeker dat hij voor 1950 nooit een betaalde baan heeft gehad en feitelijk rentenierde. Hij publiceert veel, waarschijnlijk ook tegen betaling, hij heeft zeer ruim geërfd van zowel zijn vader als zijn moeder; niet alleen de villa met haar inboedel, maar zeker ook aandelen en land. Hij heeft bovendien niet veel nodig en geeft dus weinig geld uit. Hij koopt graag boeken, zoölogische boeken natuurlijk, ze reizen per trein (derde klas), beiden zullen nooit een rijbewijs of een auto hebben. Ze zijn zuinig en zo vlak na de oorlog is er natuurlijk ook nog schaarste. Zo schrijft Tera aan Pico als hij in Zeeland is: Ik sprak met Bongaertz over zijn dochter, costumière. Deze blijft nu wel vast in Winterswijk, en ik zal haar dus moeten missen als naaister. Nu zou ik het wel prettig vinden als Jo Labruyere wat voor mij kon naaien. Zou je het vast eens willen polsen? Dan zou ik zaterdag of zondag definitief met haar kunnen afspreken. Zou zij modeplaten bezitten? Anders breng ik wel wat mee. Als je het goed vindt, zou zij kunnen beginnen met een japon of een mantelpak van je moeder tot een winterjapon voor mij om te bouwen.
De bedoeling is dat Pico na de oorlog alsnog promoveert. Daarvóór was het er door de ziekte van zijn moeder niet van gekomen. Hij maakt enkele studiereizen naar Oost-Europa om voldoende materiaal te verzamelen over mammoeten, het logische onderwerp voor een promotie. Hij publiceert wel degelijk een aantal artikelen over mammoeten, maar door zijn wellicht “te” diverse interesses komt het nooit tot een promotie.
In 1950 volgt Hendrik (Henk) Engel de Beaufort op als directeur van het Zoölogisch Museum. Tera zegt jaren later bij het afscheid van Engel: Sinds 1950 zijn er verschillende verbeteringen doorgevoerd in gebouw, apparatuur, de bibliotheek en het aannemen van zowel wetenschappelijke als administratieve medewerkers. Het museumblad “Beaufortia” wordt onder zijn leiding opgericht. Voor het personeel heeft Engel een groot gevoel voor verantwoordelijkheid, maar is hij ook de vriendelijkheid zelve en heeft hij een groot gevoel voor humor. Dat is iets anders dan het geklaag over Engel in de oorlogstijd, maar dat was tegen Pico en dit is in het openbaar.
De familie Engel komt met kinderen en al graag logeren op De Wael waar Hendrik Engel in 1951 in het gastenboek schrijft: De loftrompet der Engelen roemt lustig het onthaal, de vreugdes en genoegens van ’t leven op De Wael, ….
Het vertrek van de Beaufort en het doorschuiven van Engel naar de post van directeur betekent dat er een plaats vrij komt voor een conservator, die plaats gaat naar Pico, waardoor Tera en Pico vanaf 1950 beiden aan het museum werken. (Hiernaast Pico in het museum, 1957)
Pico is geïnteresseerd in het hele grote, hij wordt een echte mammoetspecialist. Tera is vooral geïnteresseerd in het hele kleine, de land- en zoetwatermollusken van eilanden. Samen zijn ze geïnteresseerd in wetenschap, in Zeeland en in geschiedenis en archeologie, met name vanwege de fossielen.
Zo heeft Tera bereikt waar ze haar grote voorbeelden Max en Anna Weber om roemden: een harmonieus leven waarin je als echtpaar samenwerkt. In de volgende blog zien we hoe Tera haar internationale contacten onderhoudt.