In de vorige blogs lazen we over de avonturen van Tera in Indië. Ze is helemaal gesetteld, gaat op excursies, werkt en gaat uit met collega’s en vrienden.
Tera heeft een jaar onbetaald verlof gekregen van de gemeente Amsterdam om naar Indië te gaan, dat betekent dat ze in januari 1931 weer wordt terugverwacht. Maar in juli 1930, schrijft ze aan vader: Vanmorgen kwam Dammerman opeens aangestapt in het museum en had het slot van zijn mond afgedaan. Hij had namelijk een brief van Otto uit Groningen, met de mededeling dat hij in 1931 nog niet naar Indië wil komen (van terzijde had ik zo iets ook al gehoord, maar officieel nog niet). Als Dammerman nu niet spoedig een andere definitieve heer assistent kan krijgen, wil hij graag dat ik blijf.
Hij zei me voor ’t eerst vanmorgen ook, dat hij heel tevreden was over wat ik uitvoerde, maar misschien was dat om me te paaien! (…) Wat vindt u er nu van. Zou u het goed vinden als ik nog een jaar hier bleef? Er is werk genoeg en hoe meer ik aan het land en de bevolking ga wennen, hoe meer ik ook zelfstandig er op uit zou kunnen gaan.
Bovendien heeft ze een aanbod gekregen van Prashad uit Calcutta om op de terugreis over Calcutta te reizen:
Dat lijkt me een erg aantrekkelijk plan, er zijn zeer goede verbindingen van hier naar Singapore en van Singapore naar Calcutta. Daarna zou ik óf naar Colombo kunnen treinen of varen en daar de Nederland oppikken óf naar Bombay en met een P&O naar Europa. Dit laatste lijkt mij het meest aantrekkelijk, want dan zie ik nog wat van de Ganges vlakte: Agra, Delhi e.d. Nu is ’t alleen maar de vraag, die onderneming zal geld kosten, meer dan wanneer ik eenvoudig van Priok naar Europa voer.
Baini Prashad (1894-1969) is een Indiase zoöloog, gespecialiseerd in mollusken. Tera kent hem al vanuit Nederland en Frankfurt. In zijn tijd in Europa in 1926 heeft Tera een aantal dagen in Frankfurt gewerkt en daar Prashad en zijn vrouw ontmoet. In december 1926 heeft ze samen met Prashad bij de familie Weber op Eerbeek kerstmis gevierd. Tera heeft voordat ze vertrok duizend gulden gekregen van de heer en mevrouw Weber om te kunnen gebruiken voor extra reizen, wetenschappelijke reizen natuurlijk. Dat is ook weer kenmerkend voor Tera’s relatie met de Webers. Anna Weber zal het fantastisch hebben gevonden dat er weer een vrouw naar Indië gaat. Tera vraagt aan haar vader of ze het kan maken om aan de Webers voor te stellen die duizend gulden aan te wenden voor een omweg over Calcutta.
Vader ziet het niet echt zitten om zijn dochter nog een jaar langer te moeten missen, maar wil haar ook niet belemmeren. Hij schrijft: Je hebt blijkbaar veel lust om langer in Indië te blijven. Nu, hoezeer ik je ook mis, ik kan ’t begrijpen, en zal je daarom niet tegenhouden. (..) Over de uitnodiging van prof Prashad schreef ik reeds de vorige week; ook dat voorstel wil ik wel in de hand werken, maar van Batavia is een rechtstreekse verbinding met Calcutta door de Java Bengalen lijn der Mij Nederland, waarop Chris ook nog heeft gevaren. Ik weet echter niet of die boten ook geschikt zijn voor dames passagiers;(…). Ook m.i. kan de fam. Weber tegen dit plan geen bezwaar hebben.
Er zijn wel kapers op de kust, mensen die ook wel een assistentschap aan ’s Lands Plantentuin ambiëren, zoals bijvoorbeeld Jan Verwey waar ze mee naar Dapoer ging en die vaker meegaat op excursies. Maar Jan Verwey wil terug naar Nederland, en in oktober 1930 krijgt hij te horen dat hij directeur kan worden van het Zoölogisch Station in Den Helder. Dat betekent dat Tera een jaar langer kan blijven. Ze paait haar vader met het vooruitzicht dat ze goed kan verdienen en sparen in Indië : Eigenlijk heb ik het land aan de luchtmail, want hij brengt de volgorde van de brieven zo in de war. Maar soms kan hij wel nuttig zijn, zoals nu om u spoedig te laten weten, dat ik met Dr. Dammerman deze week een bespreking had met als resultaat, dat hij mij nog wel een jaar wil houden. Verwey zit namelijk op sprong om naar Holland te komen en verbindt zich hier dus liever tot niets, en een ander is er niet. U zult wel brommen en ter wille van u (…), was ik ook graag terug gekomen. Maar nu heb ik een kans om wat meer ingestudeerd te raken hier en met alle kennissen heb ik het erg genoeglijk. Tenslotte is het voor de portemonnee ook geweldig, ik heb nu in 9 maanden al f.1250,- gespaard en als ik eindelijk al het voorgeschoten geld van de dienstreizen terugkrijg komt er nog een goede f.200,- bij.
De verlenging van haar onbetaald verlof blijkt een formaliteit en ze krijgt ook nog een salarisverhoging dus alles komt in kannen en kruiken. Wel is er een ander probleem; de huisvesting. Docters van Leeuwen is in mei 1930 voor acht maanden naar Holland vertrokken en wordt in januari 1931 terugverwacht, dan zal hij zijn huis ook terug willen hebben. Dus moet er naar een ander onderkomen worden uitgekeken. Via via hoort ze dat er een onderwijzeres is die longontsteking heeft en voor haar gezondheid een paar maanden “naar boven” moet. Het warme vochtige klimaat is niet goed voor longpatiënten en hoger in de bergen is het koeler en droger. Het huisje van deze onderwijzeres ligt aan de Kotta Paris (zie foto hieronder) en kan gemeubileerd gehuurd worden. Dat is dus aantrekkelijk.
Aan vader schrijft ze dat ze het aanneemt: Ik heb al heel wat boodschappen achter de rug: gas, water elektriciteit. Nu moet ik nog zorgen dat er melk, brood, wasbaas en langanan (telefoon) komen. De baboe is gelukkig bereid mee te gaan, sedert ik haar voorstelde om per bus te komen, daar zij zo’n eind weg woont. Ik moet dan natuurlijk wel de autobus betalen (20 of 30 cent per dag) maar daarmee houd ik mijn brave bruine vriendin. Zij is volkomen vertrouwd in huis, ook als ik de hele dag weg ben.
Karel Boedijn vindt voor zijn gezin ook een ander onderkomen en op 31 januari 1931 wordt er verhuisd: Nu moet ik nog vertellen van mijn huisje. Na enige rommelige dagen in de plantentuin was er op 31 januari een grote uittocht. Eerst Carolien en kokkie die vast per kinderwagen vooruit gingen naar het nieuwe huis. Toen Ans op de fiets, die in het nieuwe huis alles ging aanpakken, terwijl Karel in de plantentuin bleef om de koelies te dirigeren. Goddank regende het die ochtend niet, want alles wordt nog als in de oude tijd open en bloot gedragen en het glaswerk op een omgekeerde tafel.
Ondertussen had ik een grobak (ossenkar) geëngageerd voor mijn grote koffers en kroop zelf met de baboe en een schilderachtige rommel van kleine tassen en pakjes, alsmede een van de djongos, de hondjes en het zilver van Ans, dat ik bij haar moest aanreiken, in een taxi.
De verdere ochtend besteedde ik om de koffers uit te pakken en mij in te richten. Het is een verbazend gezellig gedoetje, ik ben er al best thuis. Er kwam zich al spoedig, heel pienter van hem, een kebon voor de tuin aanmelden, die de afgelopen zondag en ook a.s. zondag zich bezighoudt met het opknappen van het erf, dat in de maanden van Stannie’s ziekte erg verwaarloosd is.
De wijk waar de Kotta Paris ligt zal in de oorlog deel uitmaken van het vrouwenkamp Buitenzorg, maar dan is Tera al lang terug in Nederland. Volgende week zien we hoe Tera in Indië de contacten met haar broer Marius onderhoudt.