De laatste weken in Indië staan in het teken van Tera’s vertrek, ze heeft al een paar boekenkisten meegegeven met de familie van der Sleen. Ze pakt in en de fiets wordt weer uit elkaar gehaald en ingescheept. Ze heeft een hut geboekt op weer, toevallig, de Christiaan Huijgens. Door de crisis, zijn de boten minder vol, en kan ze voor het geld van een tweedeklas hut een eersteklas hut krijgen, wat een luxe, geen hutgenoot. De 5 kisten boeken, de grote koffer en de fietsenkist zijn al naar boord, dat ruimt op. Het museum is leeg en mijn huisje is leeg, nu heb ik alleen nog wat rommel bij de familie Dammerman. Ik heb daar al twee dagen gelogeerd, want ik kon het paviljoen op Pabaton niet inpakken en er tegelijk nog wonen. Nu weet ik al niet beter of koffers in en uitpakken is een normale, dagelijkse bezigheid.
Vlak voordat Tera weer naar Holland vertrekt gaat ze nog bij haar broer in Soerabaja op bezoek. De dagen in Soerabaja waren erg genoeglijk, ik was er met veel meer plezier dan verleden jaar. Het gezin Kostelijk is heel aardig. We maakten een tocht naar de vogelkolonie. Maandags daarna was ik in Pasoeroean, dinsdag deden Marius en ik vele boodschappen in de stad en ’s middags bezocht ik Nella van Boetzelaar (Nella de Beaufort inmiddels getrouwd met baron van Boetzelaar) met man en baby.
Woensdag gingen Marius en ik naar Modjopahit om de opgravingen van dat oude rijk te zien. Heel interessant. Het is niet zoals de hele kluit tempels (Mendoel, Prambahan en Boroboedoer) een overblijfsel van de eredienst, maar van een echte stad met huizen, altaren, borden, beeldjes, vaatwerk, wapens, dus echte huiselijke zaken. (…). Ik ben erg blij dat ik dit gezien heb.
Donderdags daarna zat ik 13 ½ uur in de trein en las 2 boeken uit. In Weltevreden kwam Maus mij ophalen .
Er wordt uiteraard nog een afscheidsfeest gegeven, met toneelstukjes en een krant “de Blauwe Buitenzorger” in plaats van de “Groene Amsterdammer”. Hier de foto die ze ter afscheid meekrijgt met al haar collega’s. Maus maakte de foto en is er daarna zelf “ingeplakt”
Maus begeleidt haar naar Batavia en brengt haar, samen met andere collega’s aan boord op 15 maart 1932. Ze schrijft in haar dagboek: Het is bedonderd ze te moeten verlaten. Maus met zijn toegeknepen witte gezicht is er ook al niet vrolijk aan toe. En nog lang zie ik zijn lange arm met een grote witte zakdoek wuiven. Het laatste wat ik van Java zal onthouden.
De terugreis is niet vreselijk spannend, er is een avond dat de champagne extra goedkoop is en Tera er een glas of wat teveel van drinkt, de volgende ochtend heeft ze hoofdpijn. En er is wat gedoe en gekissebis onder de passagiers. De kapitein heeft nog met haar neef Chris gevaren en besteedt extra aandacht aan haar, zo wordt ze uitgenodigd aan de Captains Table. Dat vinden sommige anderen niet kunnen, een tweedeklaspassagier aan tafel met de kapitein, het levert geroddel en gekat op. Ze laat het maar over zich heenkomen. Op 1 april zijn ze in Port Said en op 5 april in Genua, er ligt sneeuw in de Alpen. In Bazel neemt ze de nachttrein naar Oberhausen en op 6 april 1932 om kwart voor tien is ze op Holland Spoor in Den Haag, waar haar vader en haar nicht Pico haar komen afhalen.
Haar ervaringen in Indië hebben haar veranderd. Als vrouw is ze volwassen geworden en gaat voortaan haar eigen weg. Als wetenschapper verlegt ze vanaf haar Indische periode haar aandacht definitief van zoutwaterslakken naar zoetwaterslakken en landslakken. Ze zal zich vanaf dit moment vooral toeleggen op het determineren en classificeren van zoetwaterslakken en landslakken van eilanden, en dan met name eilanden in Zuidoost-Azië.
Bij haar afscheid in 1964 zegt ze: Deze verschuiving van de kennis van de mariene, naar de niet-mariene mollusken is een interessante parallel met de ontwikkeling van de kennis dezer dieren gedurende de loop van de historie. De oudste schrijvers over mollusken van de Grieken tot in de Middeleeuwen, bemoeiden zich uitsluitend met zee-mollusken. (…) Pas omstreeks het midden der vorige eeuw (..) richtte zich de aandacht ook op de land- en zoetwater mollusken. Zo weerspiegelt zich de gang van zaken in het algemeen historisch gebeuren ook in dat van de individuele onderzoeker. (..) Of het nu kwam omdat mijn beide ouders uit een eilandenrijk afkomstig waren en ik dus homozygoot gepredisponeerd was hiervoor, zeker is het, dat ik in de laatste 25 jaar heel wat eilandfauna’s heb onderzocht, waaronder die van Java, Sumatra, diverse kleine Soenda eilanden, Noord en Zuid Mollukken, Nieuw Guinea, maar ook Curaçao, de Waddeneilanden en de Zuiderzee eilanden.
En zo is Tera weer in Nederland. De afgelopen drie maanden kwamen er blogs uit Indië, waar Tera van februari 1930 tot maart 1932 verblijft.
Voor mij als schrijver was het soms ongemakkelijk. Ik ken Indië uit de tempo doeloe verhalen van mijn moeder. De kleuren en geuren van een Indië waar het voor de blanda’s goed toeven was. De rijsttafel die wij nog steeds eten, maar die weinig met de Indonesische keuken van doen heeft. Op bijgaande film wordt de koloniale Nederlandse houding ten opzichte van “Ons Indië” goed geïllustreerd.
Een koloniale tijd waar we met de ogen van 2022 niet meer met een onverdeeld genoegen op terugkijken. De uitbuiting van Indonesiërs, waar Tera’s baboe fl. 15,- per maand krijgt dat is in hedendaagse valuta zo’n € 300. Tera zelf krijgt fl. 500,- per maand dat is ruim dertig keer zoveel. Deze “bruine” vriendin moet daar waarschijnlijk een gezin van onderhouden en woont in één van de ongetwijfeld armoedige kampongs. Tera maakt zich, net als veel mensen in haar tijd, ook schuldig aan expliciet racisme als ze bijvoorbeeld schrijft: Europese lapjeswinkels zijn hier schaars, er is een slechte met een halfzwarte juffrouw die alles te veel is. Ze vindt het normaal dat de koelies haar bagage dragen en ze heeft het over de “vervelende Mohammedaanse feestdagen”. Met de “inlanders” heeft Tera niet veel op. Als Thijsse een stukje over zijn tocht naar Indië schrijft heeft Tera ongezouten commentaar: Het stuk van Thijsse pleit alweer niet voor zijn kennis van Indië. Hij betoogt, dat de inlanders zoveel planten en dieren kennen en er veel van houden. Nu, iedere bioloog weet, dat ze alle bomen Kajoe Api (=brandhout)of tida tahoe (ik weet het niet) noemen, en ontzettend wreed zijn voor paarden, kippen e.d. om maar een paar voorbeelden te noemen. En dan verwijst Thijsse naar de voorstellingen van planten en dieren op de Boroboedoer, maar vergeet dat deze gebouwd is door een heel ander volk, dat niet de voorouders van de tegenwoordige Javanen heeft geleverd.
Ik merkte dat ik de neiging had haar brieven te censureren, de al te onaardige uitspraken dan maar weg te laten. Dat zal ik wellicht ook gedaan hebben, de brieven zijn wel ongecensureerd op deze site te vinden. Ik heb geprobeerd het verhaal te vertellen door Tera’s ogen en Tera’s kijk op de toen heersende werkelijkheid. Ik wil die werkelijkheid en die opvatting niet goed praten.
In de volgende blog zoekt Tera weer haar weg in Nederland.
Hoi Barbara, wat bedoel je met “en haar nicht Pico”?
Ja verwarring alom. Tera heeft een nicht Pieternella Jacoba Pilaar die Pico wordt genoemd. Pico van der Feen komen we later pas tegen.