Op 30 april 1920 komt Tera samen met Wicher van der Sleen en zijn verloofde Toos terug uit de Riviera. Een kleine drie weken later trouwen Wicher en Toos in Almelo. Tera gaat er natuurlijk naar toe en heeft in haar dagboek kritiek op de nichten: Trouwpartij. Erg aardige stemming. Alleen die vervelende nichten uit Enschede hadden niets uitgevoerd, heb ik in de gauwigheid nog 10 geboden in mekaar geflanst. Oftewel er moet wel iets gedaan worden op een bruiloft. Het bruidspaar wordt toegezongen, voor de gek gehouden en in het zonnetje gezet.
Zowel Wicher en Toos als Tera hebben de smaak van het reizen goed te pakken. Ruim twee maanden nadat ze terug zijn uit de Riviera vertrekken ze alweer, nu zijn ze met zijn vieren. Atie Vorstman (1895-1964) een vriendin van Tera gaat mee, hoewel ze wel pas een paar dagen later komt. Atie heeft het gymnasium gedaan in Haarlem en is in 1913 biologie gaan studeren, in 1920 doet ze doctoraal examen en in 1922 promoveert ze. Atie is net als Tera geboren in Nederlands Indië en de dames kunnen het prima vinden. Ze blijven vriendinnen tot Atie’s dood in 1964. Deze keer gaat de reis naar Normandië, nu komen ze nog dichter bij de restanten van de Eerste Wereldoorlog.
Ze vertrekken op 15 juli 1920 : 12 uur aantreden voor de kanaalreis. Per trein naar Antwerpen. Na Essen mooie lijsterbes in vrucht. In Antwerpen op de fiets door de stad naar de Schelde. Overgevaren en van de boot prachtig uitzicht op de stad en op de boten o.a. Frans oorlogsschip in de Schelde. (….) Op de trein naar Gent, overstappen naar Adinkerke.
Dat ging door het verwoeste gebied van Dixmuide. Alles tegen de vlakte, wordt al wat opgebouwd, granaattrechters nu vol met reusachtige lisdodden, dode bomen, prikkeldraadrommel, reusachtige kerkhoven. Dat moet er ongeveer zo hebben uitgezien.
Visitatie in Adinkerke had niets om ’t lijf, in ’t Franse grensstation Ghijvelde evenmin. In Duinkerken uitgestapt en de fietsreis begonnen. Langs de zeekant naar Calais. Gekampeerd onderweg bij Tapecule in de duinen achter een grote strandwei, met allerlei geulen erdoor. ’s Avonds nog even naar zee. Allerlei leuke schelpen…. En lekker gemaft.
Iets ten zuiden van Calais eten ze boterhammen op het terrein van de Kanaaltunnel (in 1920). Napoleon had al plannen voor het maken van een tunnelverbinding tussen Engeland en Frankrijk. Eind 19de eeuw was er een Engelsman, Ernst Beaumont, met plannen voor een tunnel, maar de Britse regering zag daar toen van af. Lloyd George heeft bij de vredesbesprekingen van 1919 het idee van een tunnel geopperd omdat men er wel van overtuigd was dat troepen sneller in Frankrijk zouden zijn geweest met een tunnel. De angst van de Britten was natuurlijk dat troepen dan ook makkelijker het Verenigd koninkrijk konden bereiken. Het plan is dus niet uitgevoerd.
Op 18 juli klimmen ze met de fiets op de Blanc Nez, ze gaan met een flinke vaart weer naar beneden, waarbij de vooras van één van de fietsen breekt. Ze ontmoeten een Engelse sergeant die ze meeneemt naar het Engelse kamp om te kijken of de fiets daar gerepareerd kan worden. De Engelsen zijn blijkbaar nog niet allemaal vertrokken zo anderhalf jaar na het einde van de oorlog.
Daarna door naar het Maritiem station in Wimereux waar ze ontvangen worden op het lab. Daar blijven ze een paar dagen. Ze zoeken op het strand, rijden op en neer naar Boulogne waar “veel ingevallen gebouwen zonder ramen zijn en veel lelijke soldatenbarakken”
Door het slechte weer en de wind scheurt het tentdak dat weer keurig wordt gerepareerd door Toos.
Na een dag of vijf vertrekken ze weer en gaan ze met de trein naar Dieppe, regelmatig moeten ze wachten op aansluitingen. Het is slecht weer, ze hebben veel regen. Zoals op 24 juli: Regen, regen en nog eens regen, zouden wachten tot het wat droger werd, toen opgepakt maar onderwijl overvallen door een gietbui, zodat we sliknat in het koetshuis kwamen, Daar de primus aangestoken, eten gaan koken en onszelf en de bagage te drogen gehangen.
Op 26 juli komen ze aan in Etretat. De stad in, en omdat Tera een lekke band krijgt, weer eens naar de fietsenmaker. Ze gaan gauw op het strand kijken. Wasvrouwen zijn er bezig in zoetwaterplassen te wassen. Zoals hiernaast op het schilderij van Eugène Boudin uit 1894. Het zal in die 25 jaar niet erg veranderd zijn.
Vlak buiten Etretat kunnen ze in een boomgaard kamperen. Maar de Fransen vertrouwen het toch niet helemaal, zo’n buitenlands zootje ongeregeld en op 29 juli 1920:
’s morgens naar stad en naar het strand, waar juist vissersboten waren aangekomen en veel moois weggooiden, sponzen, schelpen …. Aangeklampt door een douanier, die Wichers rugzak nakijkt en de revolver vindt, wij zuur! Moesten mee naar ’t cachot. Eerst wachten tot de brigadier kwam. Zaten ondertussen schelpen in te pakken en wortels te eten. Eindelijk kwam hij en wij moesten mee naar de Gendarmerie Nationale. Hij vertelde onderweg dat we voor Bolsjewiki aangezien waren. Ze zagen wel gauw dat we onschadelijke gekken waren en lieten ons gaan. Bij de tenten gaan koken, eten en inpakken. Toen ’s middags naar de Basse Mer om beesten te vangen. Algauw kwam het water op en konden we er niet meer terecht. Moesten met allerlei klauterpartijen weer terug. Gezwommen in een flinke golfslag. Ik alsmaar gillen. Terug en voor ’t laatst lekker in het tentje geslapen.
Die revolver had Wicher meegenomen om op konijnen te kunnen schieten. Op 30 juli vertrekken ze naar Rouen waar ze ’s avonds de kathedraal nog bekijken. Dan met de trein terug naar Nederland, ze worden opgehouden aan de grens, waar de visitatie te lang duurt., waardoor ze in Antwerpen de aansluiting naar Rotterdam missen. Dus een auto huren en naar de grens rijden. Ze stappen uit bij de Belgische douane, ze mogen er officieel niet door, omdat het kantoor gesloten is. Ze vragen wat er zou gebeuren als ze toch doorrijden, de douanier zegt met een lachje: “Probeert u het eens, meneer” Er gebeurt natuurlijk niets. Om half één ’s nachts bellen ze aan bij een hotel in Ossendrecht, waar de waard uit zijn bed komt en hen keurig onderdak geeft.
Vanuit Ossendrecht vertrekken Atie en Tera naar Zeeland waar ze nog een week gaan kamperen. Om half 7 op de fiets naar Woensdrecht, per spoor naar Goes en gelukkig sloot de spoorboot aan. Atie en ik ons uit het lid getrapt, omdat de verbinding Goes Katse Veer tegenwoordig op autosnelheid berekend is. Om half 12 in Zierikzee en daar gewacht op de volksuniversiteit mensen waarmee we een week op Schouwen zouden doorbrengen. Eindelijk om 5 uur in Haamstede.
Er worden non-stop grapjes gemaakt, er wordt gezongen en er wordt gewerkt. Ze gaan de schorren op, ze pakken de fiets of de tram over het eiland. Het lijkt op wat Stefan Zweig schrijft over “de jeugd van tegenwoordig”: “Als ik tegenwoordig de jonge mensen uit hun scholen en universiteiten zie komen met geheven hoofd en opgewekt gezicht, als ik ze samen zie, jongens en meisjes, in vrije en onbekommerde vriendschap zonder vals verlegenheid en schaamte bij studie, sport en spel ….. onbekommerd leven ….”.
Het hele verhaal over de reis naar Normandië is te vinden in het dagboek.
Het kan natuurlijk geen vakantie blijven, maar daarover een volgende keer meer.
I’ve just spent the last couple days catching up because I have to read it translated on a real computer, not my mobile!
I am so very much enjoying reading about the adventures!
Thank you 🙂
Cassi